Vertaald door: EVELIEN UYTTERSPROT, CHARLOTTE MENEVE, RENEE SMETS / Coördinator van het vertaalteam: Christian Muñoz Parra.
(JOSÉ A. MERLO (2014): “La sinrazón del canon por préstamo bibliotecario“. Biblioblog)
De Spaanse regering is van mening dat openbare bibliotheken inkomsten afnemen van auteurs. Vertrekkende van die gedachte heeft ze een nieuwe regel goedgekeurd die schadelijk is voor de bibliotheken. Die regel verplicht de verantwoordelijken namelijk om belastingen te betalen voor uitleendiensten. Op 1 augustus 2014 werd het Koninklijk Besluit gepubliceerd waarin staat dat “auteurs recht hebben op een vergoeding wanneer hun werken uitgeleend worden”, waarmee
hij voldoet aan wat staat in de Wet voor lectuur, boeken en bibliotheken van 2007. Bovendien vervult het Koninklijk Besluit de eis van bepaalde verenigingen die instaan voor rechtenbeheer, die voortdurend hun bezwaren uitten bij de Spaanse ministeriële instanties en de bevoegde Europese Bureaus. Het Koninklijk Besluit beschouwt bibliotheken en andere informatiecentra als instellingen die inkomsten van auteurs afnemen. Het gaat om een wettelijke belasting die rechten en belangen door elkaar haalt en onzin goedkeurt die een schadelijke weerslag zal hebben op de ontwikkeling van de openbare diensten. De kritiek op de regel kan gebaseerd worden op objectieve argumenten die in deze tekst uitgelegd worden en die vertrekt van twee onweerlegbare stellingen: auteurs moeten vergoed worden voor hun werk en bibliotheken helpen auteurs. Het is verkeerd om bibliotheken te beschouwen als instellingen die auteurs economisch benadelen, net zoals het onaanvaardbaar is om instellingen die openbare bibliothecaire diensten verlenen te overladen met belastingen die de budgetten verkleinen en verhinderen dat ze hun sociale, educatieve en culturele taken kunnen vervullen. In de volgende paragrafen verdedig ik de afschaffing van het Koninklijk Besluit en de organisatie van een globaal systeem van vergoeding voor het openbaar gebruik van andermans creaties. Ik denk daarbij aan een systeem dat auteurs ook echt ten goede komt en bibliotheken en gelijkaardige instellingen niet benadeelt.
Waarom de vergoeding voor leningen?
De laatste tien jaar eisen auteursverenigingen compensatie voor het uitlenen van werken door openbare instellingen. Het wordt steeds makkelijker om inhoud digitaal op te slaan en er is steeds meer variatie in de formaten die bibliotheken aanbieden. Dat zet vertegenwoordigers van auteurs ertoe aan om mechanismen te ontwikkelen die maken dat de organiserende instellingen van de bibliotheken zullen moeten betalen voor de mogelijke nadelen die ze voor de auteurs betekenen. De actie van de auteursverenigingen werpt zijn vruchten af in Europa. Er werd een richtlijn opgesteld rond rechten op verhuur en uitlening, die elk land als basis moet gebruiken om zijn eigen regels uit te werken. Deze Europese richtlijn beschermt geluids- en multimediale werken, maar kan bij uitbreiding toegepast worden op al het materiaal dat een bibliotheek te leen heeft. Sinds de goedkeuring van de Europese richtlijn, hebben de lidstaten van de Unie hun wetgeving in verband met intellectuele eigendom aangepast volgens wat hun respectievelijke regeringen op politiek vlak besloten hebben. Als de richtlijn het recht op een vergoeding voor auteurs voor verhuur en uitlening immers opnieuw bevestigt, dan erkent hij ook dat de lidstaten zelf beslissen hoe de vergoeding bepaald wordt (Art. 6.1), dat bepaalde soorten instellingen vrijgesteld worden van betaling (Art. 6.3) en dat, zelfs als de lidstaat de wet niet toepast, ze op zijn minst een vergoeding moet invoeren (Art. 6.2).
Spaanse regeringen hebben zich steeds bereidwillig getoond om regels op te stellen ten voordele van de auteursverenigingen door bedragen te bepalen voor de toepassing van de normen en door de betaling terug te kaatsen naar de verantwoordelijken van de “openbare instellingen”, met andere woorden voornamelijk de openbare bibliotheken. De geschiedenis van die regels begint met de Europese richtlijn (2006), gaat verder met de opname van de leenrechtvergoeding in de Wet voor lectuur, boeken en bibliotheken (2007) en sluit af met het recente Koninklijk Besluit rond de leenrechtvergoeding (2014). De wet van 2007 rekende erop dat het Koninklijk Besluit procedures en bedragen zou ontwikkelen (Art. 37.2). Desondanks zijn enkele auteursverenigingen voor bepaalde diensten al sinds de wet van 2007 kosten in rekening beginnen brengen en doen ze dat tot op de dag van vandaag nog steeds. Zo vermeldt CEDRO, een Spaanse vzw die zich bezighoudt met rechten van auteurs en intellectueel eigendom, in zijn memo van 2013 dat ze aan 0,17 miljoen euro leenrechtvergoeding ontvingen, terwijl ze klaagden dat “De meerderheid van de instellingen die zouden moeten betalen, hun verantwoordelijkheid niet opneemt” (Memo CEDRO 2013). Dat de openbare instellingen weigeren om te betalen is logisch, aangezien de regel niet eenduidig is en de auteursverenigingen niet allemaal dezelfde uitvoering hebben.
En hier is dan het, althans voor sommige, langverwachte Koninklijk Besluit ter aanvulling van de wet. Anderen kijken dan weer nu al uit naar een volgende regel die de meest recente zal aanpassen. Die aanpassing moet de bibliotheken niet langer beschouwen als instellingen die auteurs benadelen, maar moet zowel openbare als educatieve bibliotheken beschouwen als centra die de ontwikkeling ten goede komen en educatieve en culturele belangen verdedigen, en niet in de eerste plaats economische. Koninklijke Besluiten worden ook aangepast en ingetrokken. De volgende regel moet bibliotheken belonen voor hun goede werk en ze daar niet voor straffen.
Wat vaststaat is dat vanaf 2 augustus 2014 de instellingen die werken te leen aanbieden verplicht zijn om een bijdrage te betalen als “tegenprestatie voor het nadeel dat ze auteurs bezorgen door hun werken te gebruiken in instellingen die toegankelijk zijn voor het publiek zonder dat daar toestemming voor nodig is”, volgens wat staat in het voorwoord van de nieuwe wettelijke norm.
De wetgevers bevestigen duidelijk dat bibliotheken auteurs benadelen, hoewel de verantwoording steeds is dat Spanje de Europese richtlijn wel moet omzetten naar een nationale regel en dat het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie een vergoeding verplichten. Dat is maar de halve waarheid, aangezien de Europese wetgeving alleen aangeeft dat er systemen voor vergoeding gezocht moeten worden, maar dat de lidstaten zelf moeten beslissen hoe ze die wetgeving toepassen en op wie ze van toepassing is. Dat is ook logisch, want de financieringssystemen van bibliotheken zijn in elk land anders. Als de Spaanse bibliotheken niets ontvangen voor hun diensten, hoe gaan ze er dan zelf voor betalen? Rekening houdend met het feit dat meer dan 85% van de Spaanse bibliotheken gefinancierd wordt door openbare instellingen, zou er beter geopteerd worden voor een eenvoudige wettelijke optie: met de auteursverenigingen onderhandelen over nationale vergunningen. Desondanks is er voor een ingewikkelde oplossing gekozen, waarbij meer verplichtingen overgedragen worden aan de administratie, zonder dat er budgetten komen om die nieuwe “bevoegdheden’ te ondersteunen. Het resultaat is dat de administraties een bijdrage moeten betalen om hun bibliotheken draaiende te houden en dat die bijdrage met eigen budgetten betaald moet worden. Dat zullen vermoedelijk dezelfde budgetten zijn als die waarmee bibliotheken hun personeel en activiteiten betalen en materiaal aankopen.
De fouten van de nieuwe regel
Het Koninklijk Besluit 624/2014 komt op een vrij ongelegen moment. Het werd goedgekeurd zonder een noodzakelijke dialoog en brengt technische moeilijkheden met zich mee die de toepassing ervan zullen bemoeilijken. De Spaanse openbare bibliotheken die benadeeld worden door de bijdrage beschikken elk jaar over minder budgetten voor de aankoop van materiaal. Volgens de Statistiek van Bibliotheken van het INE (Instituto Nacional de Estadística – Nationaal Instituut voor Statistiek) gaven de openbare bibliotheken in 2012 ongeveer 41 miljoen euro uit aan het uitbreiden van hun verzameling. Dat is een bedrag dat nog ver afzit van de 52 miljoen in 2010 en de 64 miljoen in 2008. Een belasting opleggen aan de openbare bibliotheken betekent ook ze verplichten om hun aankopen nog meer te verminderen. Het meest rechtvaardige zou geweest zijn dat de ministeriële autoriteiten met de verantwoordelijken van de instellingen die bibliotheken beheren overlegd zouden hebben over een voorstel, want zij moeten de gevolgen van de nieuwe verplichting tenslotte opvangen. Er bestaan voldoende overlegorganen die een regel hadden kunnen uitwerken die rekening hield met alle partijen. Door het gebrek aan een akkoord is er een procedure goedgekeurd die berekend is op zij die voornamelijk geld zullen slaan uit de nieuwe regelgeving: de auteursverenigingen. Op het moment dat de vertegenwoordigers van de auteurs uitleggen wat het “objectieve, evenredige en openbare” criterium voor toewijzing is, wat ze volgens het Koninklijk Besluit (Art. 8.2) moeten doen, en we bovendien de bedragen zullen kennen die ze de bibliotheken opleggen en zo van hun budgetten aftrekken, zullen we weten wie de gedupeerden van de regel zijn en wie er zijn voordeel mee doet. Momenteel zijn de ontvangers, namelijk de auteursverenigingen, de enigen die er voordeel uit halen.
De goedkeuring van het Koninklijk besluit van de leenrechtvergoeding voor bibliotheken is naar mijn mening een grote politieke fout die wijst op een verkeerd idee van de openbare diensten en onbegrip rond hun functie. Maar toch is het vooral onzin omwille van verschillende redenen:
- Onduidelijkheid rond wie verantwoordelijk is voor de betaling. Dat de organiserende instellingen van de bibliotheken moeten betalen maakt dat de bibliotheken minder budget over hebben. Het Koninklijk Besluit stelt de bibliotheken van educatieve centra vrij van betaling, ongeacht of die openbaar of privé zijn, om op die manier “de uitoefening van het recht op onderwijs te garanderen” (Voorwoord). Daarbij vergeten ze echter wel dat een openbare bibliotheek dezelfde functie heeft als de bibliotheek van een school of universiteit. Privécentra moeten niet dezelfde behandeling krijgen als openbare centra, maar de educatieve functie van een openbare bibliotheek mag ook niet ontkend worden. Anderzijds worden auteurs in Spanje wettelijk vertegenwoordigd door vier auteursverenigingen en daarbovenop zijn er nog eens vier die uitgevers of vertalers verenigen. Aan wie moet er dan betaald worden? Er moet rekening gehouden worden met het feit dat zowel de Europese richtlijn als de Spaanse wetgeving rond intellectuele eigendom toelaten dat de auteurs beslissen hoe hun werk verspreid wordt en dat ze het openbaar uitlenen van hun creaties kunnen toestaan. Daarom moet er een procedure voorzien worden waarbij niet betaald wordt voor geautoriseerde werken en voor werken die tot het publiek domein behoren.
- De belastingen zijn moeilijk te berekenen. Het Koninklijk Besluit legt de bijdrage vast per werk en per gebruiker. De bedragen en de termijn liggen vast. Er moet rekening gehouden worden met werken met auteursrecht die aangeschaft werden om uit te lenen (Art. 7.3) en de gebruikers die effectief gebruikgemaakt hebben van het leenrecht (Art 7.4). De regel stelt gebruikers met een handicap onder bepaalde omstandigheden vrij van betaling en zodoende dus ook de uitleningen die ze doen (Art. 3c). De organiserende instelling van de bibliotheek (Art. 7.1) moet die gegevens voorzien. Daarvoor moeten ze over een systeem beschikken dat hen laat weten of op een uitgeleend werk auteursrecht rust, of het aangeschaft werd om uitgeleend te worden, hoeveel uitleningen de bibliotheek effectief gedaan heeft en welke daarvan aan personen met een -naar wettelijke normen- handicap waren. De beheersystemen van de bibliotheken zijn niet zo gedetailleerd en dus zullen bibliotheken voor ze kunnen betalen hun informaticasysteem moeten aanpassen. De Statistiek van Bibliotheken van het INE uit 2012 laat zien dat van de 4211 openbare bibliotheken die er in Spanje zijn – en die dus effectief getroffen worden door het Koninklijk Besluit- slechts 2967 een geautomatiseerd uitleensysteem hebben en dat er 1216 zijn die de administratie van hun aankopen geautomatiseerd hebben. Dat maakt dat 29,54% van die bibliotheken geen informaticasysteem hebben en de nodige gegevens over de werken die in aanmerking komen voor een vergoeding manueel zullen moeten bemachtigen. Dat is een moeizame taak die de verantwoordelijken van de bibliotheken ook zullen moeten berekenen aangezien het een taak is voor de privé-instellingen waaraan de bijdrage toegekend wordt.
- Onrechtvaardigheid van de vastgelegde belasting. Het vergoedingssysteem dat nu goedgekeurd is veronderstelt een privatisering die onrechtvaardig is voor de auteurs, aangezien er bepaald wordt dat de heffing betaald wordt zonder rekening te houden met welke werken uitgeleend worden. De goedgekeurde regel laat toe dat de auteursverenigingen geld innen van auteurs die ze niet vertegenwoordigen, wat maakt dat ze illegaal geld verdienen, aangezien ze geld krijgen dat hen niet toekomt. De regel creëert verschillende mogelijkheden om ervoor te zorgen dat zowel de verantwoordelijke rechtsinstellingen als de organiserende instellingen van de bibliotheken vertegenwoordiging oprichten voor de betaling en het innen. Er kan niets geïnd worden voordat de organiserende instellingen en de administraties hun procedures vastleggen. Het zou niet correct zijn om een instelling te betalen voor werken die van een andere instelling zijn, of voor geautoriseerde werken. De nieuwe regel brengt op een bepaalde manier een uitstel van betaling naar voren, omdat hij pas vanaf 2016 in werking treedt, maar zoekt een tijdelijke onjuiste oplossing die gebaseerd is op betaling in functie van gerealiseerde aankopen. Daarbij wordt geen rekening gehouden met of erop de werken auteursrecht rust en wie die bezit. Er kan niet betaald worden zonder dat er zekerheid is dat het effectief de auteur is die vergoed wordt. Als een betaling verplicht wordt, zou het rechtvaardig zijn om niet-gerechtvaardigde en onrechtmatig verkregen vergoedingen terug te geven aan de bibliotheken.
Cijfers en andere tegenargumenten
Het koninklijk besluit bepaalt de toekomstige bijdrage, alsook een voorlopige vergoeding die betaald zou moeten worden van 2 augustus 2014 tot 1 januari 2016. De vergoeding houdt de betaling van € 0,16 per aangekocht werk in, wat minder is dan de € 0,20 die geldig was sinds 2007. Als we rekening houden met het aantal uitleningen (dus niet met de aankopen) dat de Statistiek van Bibliotheken van het INE in 2012 telt, zou het totaalbedrag voor boeken van openbare en centrale bibliotheken zo’n 480.000 euro bedragen. Daar zou 23.000 euro bijgeteld moeten worden voor geluidsdocumenten en nog eens 67.000 euro voor audiovisuele documenten. Het totaal dat voor die drie categorieën betaald zou moeten worden aan auteursverenigingen komt dus neer op zo’n 570.000 euro. Dat bedrag houdt geen rekening met of de werken onder auteursrecht vallen of niet, en of ze aangekocht zijn om uit te lenen, als ze überhaupt al aangekocht werden, aangezien ze ook gedoneerd kunnen zijn. Het bedrag wordt berekend op basis van het aantal uitleningen in openbare bibliotheken van documenten die het frequentst uitgeleend worden: boeken, cd’s en films. De opbrengst zou verdeeld moeten worden onder de vier auteursverenigingen: SGAE, CEDRO, VEGAP en DAMA. Volgens hun eigen gegevens, vertegenwoordigen SGAE zo’n 100.000 auteurs en CEDRO zo’n 20.000. VEGAP en DAMA hebben minder leden in Spanje, samen zo’n 3000. De verdeling is eenvoudig: € 4,63 per auteur. Maar dat bedrag is niet correct aangezien er een onderscheid gemaakt moet worden tussen donaties, werken met auteursrechten en degenen die tot het publieke domein behoren, waarvoor de opbrengst minder zal zijn. Desalniettemin moet men er rekening mee houden dat de auteursverenigingen kunnen blijven bestaan dankzij de percentages die zij voor hun werk doorrekenen aan hun leden. Bij een hogere omzet is de opbrengst groter voor de verenigingen maar niet noodzakelijk voor hun auteurs. In het geval van openbare uitleningen zullen zij nooit een vergoeding ontvangen die evenredig is met het gebruik van hun werk. Zou een nationale licentie gefinancierd met staatsmiddelen niet logischer zijn? De regel zoals die nu is goedgekeurd zou niet toegepast moeten worden aangezien die een onrechtvaardige behandeling voor de openbare bibliotheken veronderstelt. Bovendien bevoordeelt de regel een ongelijke betaling voor verenigingen waarvan geen bewijs is dat ze de auteurs wiens werken uitgeleend zijn wel degelijk vertegenwoordigen.
Bibliotheken moeten niet betalen voor hun werk. Openbare bibliotheken bevorderen de creatie en stimuleren het gebruik van culturele werken. Bibliotheken promoten werken die zij in hun bezit hebben en dat betekent een grotere bekendheid voor die werken en leidt tot een verlengd gebruik in de toekomst. Bibliotheken organiseren voorstellingen van werken en luistermomenten, raden werken aan in gidsen en informatiecentra, coördineren leesclubs en andere activiteiten die bijdragen tot de bevordering van lectuur en cultuur. Toch hebben zij nooit een vergoeding gevraagd aan de uitgeverijen of auteurs voor de publiciteit die zij maken rond hun werken. Bibliotheken voorzien gratis diensten en halen geen winst uit hun activiteit, dus zouden zij daar ook niet voor moeten betalen. Bovendien beschikken Spaanse bibliotheken niet over voldoende budgetten waardoor ze, zelfs als ze zouden willen betalen, niet over de middelen beschikken om dat te doen.
Het moet een politiek debat zijn dat gebaseerd is op de vraag waarom we openbare bibliotheken en instellingen die cultuur en de cultuur- en educatieve sector bevorderen zouden belasten. Als het doel is om te zorgen voor een eerlijke verdeling van de inkomsten die voortvloeien uit de werken, vervult de huidige regel dat doel niet. Het nieuwe Koninklijke Besluit beschuldigt de bibliotheken ervan inkomsten af te nemen van de auteurs; het redeneert dat leningen lekken zijn in de winsten van de auteursverenigingen. Dat is niet zo. Bibliotheken garanderen juist dat cultuur blijft bestaan, dat mensen werken leren kennen, ze gebruiken en ze kopen. De norm die nu goedgekeurd is bevoordeelt de auteursverenigingen en veroordeelt bibliotheken, wiens werk bemoeilijkt zal worden. Niemand heeft er voordeel bij dat een land wantrouwig staat tegenover cultuur. De beslissing zou juist het tegenovergestelde moeten zijn van wat is goedgekeurd: net zoals de regel verplicht om budgetten te besteden aan de vergoeding van auteurs, kunnen er regels goedgekeurd worden die verplichten om budgetten te voorzien waarmee bibliotheken middelen kunnen aanschaffen.
De droevige situatie waarin Spanje zich nu bevindt komt erop neer dat de regering vindt dat bibliotheken inkomsten afnemen van auteurs. De realiteit is net het omgekeerde, en daarom zou de regel die nu goedgekeurd is vervangen moeten worden door een systeem dat zowel de auteurs als de bibliotheken die hun werk verspreiden ten goede komt. Het zou mij plezier doen als er rekening gehouden wordt met die argumenten door de politici zodat ze aan een eerlijke regel kunnen werken. Het Koninklijk Besluit dat nu goedgekeurd is, is naar mijn mening immers onrechtvaardig, ongepast, onwettig, willekeurig, asociaal, onjuist, absurd, oneerlijk, verraderlijk en schadelijk.
- Het systeem is onrechtvaardig, want het wilt winst slaan uit het bevorderen van cultuur
- Het systeem is ongepast, want het houdt geen voordelen in voor de auteurs
- Het systeem is onwettig, want het laat toe dat er geld gevorderd wordt zonder dat daar recht op is
- Het systeem is willekeurig, want het is niet gebaseerd op werkelijke indicatoren
- Het systeem is asociaal, want het neemt financiering af van een openbare dienst
- Het systeem is onjuist, want het is gebaseerd op een foute probleemstelling
- Het systeem is absurd, want het bestraft instellingen die hun werk goed doen
- Het systeem is oneerlijk, want het brengt kosten in rekening die al betaald zijn
- Het systeem is verraderlijk, want het is gebaseerd op privébelangen
- Het systeem is schadelijk, want het valt openbare bibliotheken aan
Referenties
- Koninklijk Besluit 624/2014, van 18 juli, dat gaat over de leenrechtvergoeding voor auteurs voor het uitlenen van hun werken door bepaalde instellingen die openbaar zijn voor het publiek.
http://boe.es/diario_boe/txt.php?id=BOE-A-2014-8275 - Richtlijn 2006/115/CE van het Europees Parlement en van de Europese Raad van 12 december 2006 rond rechten op verhuur en uitlening en andere rechten die te maken hebben met rechten van auteurs op vlak van intellectuele eigendom.
http://eur-lex.europa.eu/legal-content/ES/TXT/?uri=CELEX:32006L0115 - Wet 10/2007, van 22 juni, voor lectuur, boeken en bibliotheken.
http://boe.es/diario_boe/txt.php?id=BOE-A-2007-12351 - Wettelijk Koninklijk Besluit 1/1996, van 12 april, waarmee de herziene tekst van de wetgeving rond Intellectuele Eigendom goedgekeurd wordt, die de geldende wetsbepalingen rond de materie regulariseert, verklaart en op elkaar afstemt.
http://boe.es/buscar/act.php?id=BOE-A-1996-8930 - NSI. Statistieken rond Cultuur en Vrije Tijd
http://www.ine.es/inebmenu/mnu_cultyocio.htm - De instellingen verantwoordelijk voor het intellectuele eigendom: http://www.mecd.gob.es/cultura-mecd/areas-cultura/propiedadintelectual/la-propiedad-intelectual/preguntas-mas-frecuentes/entidades-de-gestion.html
- SGAE Verslagen en audits: http://www.sgae.es/acerca-de/informes-y-auditorias
- CEDRO Memo’s http://www.cedro.org/areadesocio/documentos/memorias
- VEGAP Memo’s http://www.vegap.es/que-es-vegap/documentacion/memorias-vegap
- DAMA Memo’s http://www.damautor.es/memoria.html